Zet in op deliberatieve en co-productieve democratie

De Belgische politiek lijdt aan een aandoening die je zou kunnen omschrijven als klimaatkramp: een vorm van bestuurlijke verlamming die optreedt wanneer de schrik voor de reactie van de burger groter is dan het besef van de hoogdringendheid van politiek ingrijpen.

Deels is deze houding begrijpelijk: terwijl onze internationale en Europese verplichtingen onze politici dwingen tot drastische maatregelen die niet altijd populair zullen zijn, zijn de gevolgen van klimaatopwarming in ons land nog relatief onzichtbaar en vaak zelfs niet onaangenaam. Het is lastig strijden tegen een onzichtbare vijand of aangenaam terrasjesweer—en zeker wanneer je daarmee de verkiezingen dreigt te verliezen.

Elke bewindvoerder wordt vandaag geconfronteerd met het volgende dilemma: ‘Als ik werk aan de lange termijn, is het slecht voor de korte termijn. Als ik werk aan de korte termijn, is het slecht voor de lange termijn.’

Klimaatmaatregelen betreffen de lange termijn—we spreken over 2050 en 2100—maar verkiezingen vinden om de vier of vijf jaar plaats. Het dilemma werd al in 2007 perfect verwoord door Bruno Tobback toen hij Minister van Leefmilieu in de federale regering was: ‘Bijna elke politicus weet wat hij moet doen om het klimaatprobleem aan te pakken. Er is alleen geen enkele politicus die weet hoe hij daarna nog moet verkozen raken.’

De schrik voor de burger, en dan met name voor het weggestemd worden bij de volgende verkiezingen, zit er diep in en verklaart waarom politiek handelen inzake klimaat en duurzaamheid vaak zo suboptimaal verloopt. Grote, noodzakelijke pakketten worden dan gesaucissoneerd tot slappe, hapklare brokken beleid. Dringende maatregelen worden slechts mondjesmaat en gefaseerd ingevoerd, kwestie van niemand pijn te doen, geen averij op te lopen, geen stemmen te verliezen. Na de opkomst van de gele hesjes in Frankrijk durft bijna geen enkele Europese politicus nog zijn nek uit te steken. Het grootschalige protest ontstond immers nadat president Macron de brandstofprijzen verhoogde—een fiscale maatregel, die verpakt werd als een milieumaatregel en sociaal onrecht blootlegde.

Het ”dilemma van Tobback” is er de afgelopen jaren bepaald niet kleiner op geworden. De burger is mondiger dan ooit. Het onderwijspeil is gestegen, de nieuwscyclus draait sneller dan vroeger en sociale media plaatsen een dagelijkse toeter op al wat gebeurt. Het is lastig sereen beleid te voeren op de lange termijn in een sfeer van instant feedback, dagelijkse scheldkanonnades en permanente kieskoorts.

Nochtans: er is een oplossing voor het dilemma.

Wat voor minister Tobback in 2007 nog onvoorstelbaar was, is de afgelopen tien jaar steeds duidelijker geworden. Als een minister last heeft om een bepaalde maatregel op te leggen, moet hij of zij zich niet zozeer zorgen maken over die maatregel, maar over dat opleggen. Het hele probleem begint immers met de misvatting dat ”de politiek” ”het beleid” maakt voor ”de mensen”, als betrof het eenrichtingsverkeer van hoog naar laag. In een democratie is er echter geen hoog en geen laag. Het is beleid ’of the people, for the people, by the people’, zoals Abraham Lincoln het verwoordde.

Anders gezegd: als politici last hebben een bepaalde maatregel af te kondigen, betrek dan burgers bij het totstandkomen van die maatregel. Lastig beleid wordt veel meer aanvaard naarmate mensen betrokken zijn bij de besluitvorming. Wat wordt opgelegd, jeukt. Wat samen wordt beslist, voelt draaglijker.

En dan gaat het niet enkel om de klassieke inspraakavonden waar burgers in een vergaderzaaltje een voorstel van beleid (een maatregel, een maquette) mogen komen afschieten. Die vorm van burgerinspraak is louter reactief en het resultaat is veelal negatief. En het publiek is ook nog eens erg selectief. Er komen te veel blanke, hoogopgeleide mannen van boven de vijftig op af. Niks tegen die groep an sich, maar de samenleving bestaat uit meer dan hoogopgeleide blanke mannen van boven de vijftig.

Vandaar ons dringende advies aan de politiek: betrek burgers voluit bij het beleid. Betrek middenveld en bevolking. Ga voor deliberatieve democratie: werk met gelote burgerpanels, zodat de hele samenleving vertegenwoordigd is en iedereen evenveel kans krijgt om deel te nemen. Geef burgers tijd, ruimte en informatie om rationele voorstellen te formuleren. Laat hen experts uitnodigen. Zorg voor professionele procesbegeleiding en gespreksfacilitatie zodat iedereen aan het woord komt en het beste uit de groep wordt gehaald.

Betrek burgers niet alleen bij het opstellen van maatregelen, maar tevens bij het vervolg: het monitoren van het proces en het vergaren van nieuwe data. Organiseer daarom jaarlijks een Klimaatdag waar de stand van zaken wordt opgemeten en doe dat in alle openheid. Eventueel slechte cijfers worden niet weggemoffeld of opgeleukt, maar in alle transparantie op tafel gelegd.De Klimaatdag is niet de dag waarop de burger de politiek beschimpt, maar waar de samenleving in zijn geheel de meter opneemt. Daarom is hij onderdeel van een co-productieve democratie.

Ook citizen science draagt bij aan zo’n co-productieve democratie. Wanneer burgers op grootschalige wijze betrokken worden bij het vergaren van nieuwe data voor toekomstig beleid, zoals Curieuzeneuzen dat voor de luchtkwaliteit in Vlaanderen heeft getoond, dan zorgt dat niet enkel voor datasets waar men vroeger enkel kon van dromen, het zorgt tevens voor groter bewustzijn, meer maatschappelijk debat en sterkere toenadering tussen burger, bestuurder en onderzoeker.

Een echte deliberatieve, coproductieve democratie zorgt niet alleen voor meer draagvlak, maar ook voor meer ambitie. Geïnformeerde en betrokken burgers die niet gekozen of herkozen moeten worden, zijn vrijer om na te denken over de lange termijn en het gemene goed. Zij moeten geen evenwicht vinden tussen de belangen van de samenleving en de belangen van de partij, tussen het klimaat van 2050 en het stemhokje van 2019.

Nog steeds staan heel wat politici weigerachtig tegenover burgerinspraak omdat ze denken macht te moeten inleveren. Het is juist het tegenovergestelde: een deliberatieve, coproductieve democratie helpt leiders te leiden.

We moeten, kortom, veel meer inzetten op effectieve co-creatie. We moeten burgers en politici de kans geven om samen oplossingen te bedenken, niet van hoog naar laag, maar op voet van gelijkheid. Politici zijn ook burgers, tenslotte. Ze hoeven niet alles te weten en op alles pasklare antwoorden te hebben. Laat hen samen met burgers aan de tafel zitten.

De beste manier om de ‘klimaatkramp’ te doorbreken bestaat erin politici te bevrijden van de molensteen om hun nek. Door burgers structureel te betrekken bij de lastige dossiers, worden lastige besluiten op de lange termijn ontmijnd, zonder dat ze schadelijk zijn voor de electorale dynamiek op de korte termijn. Het dilemma van Tobback is oplosbaar: een politicus die inzet op klimaat en duurzaamheid kan beslist herverkozen worden, op voorwaarde dat haar beleid ontstaan is in dialoog met de burgers van haar land.

En laten we de biodiversiteitscrisis, waarvoor het IPBES de rode vlag hijst, niet vergeten. Even ernstig en dringend als de klimaatcrisis en er nauw mee verweven. Ook hier kan burgerinspraak het onontbeerlijke langetermijnperspectief ruimte geven.

Veranker burgerinspraak

Burgerinspraak wordt structureel verankerd. Op federaal niveau wordt de Senaat grondig hervormd en dienen de huidige budgetten en infrastructuur voor een permanente nationale burgerdialoog tussen overheid en bevolking, naar analogie met de Permanenter Bürgerdialog van Duitstalig België.

De politieke partijen van Duitstalig België kozen er in februari 2019 unaniem voor om de eerste regio ter wereld te worden waar burgers permanent in dialoog zijn met elkaar, met experts en de verkozen volksvertegenwoordiging. Naast het huidige parlement met 25 leden komt er vanaf september 2019 een burgerraad met 24 gelote deelnemers die elk achttien maanden zetelen, waarbij elke zes maanden een derde wordt ververst om de groep in beweging te houden. Deze burgerraad organiseert per jaar meerdere burgerpanels (met tussen 25 en 50 gelote deelnemers) die drie tot zes maanden samenkomen. De deelnemers van de burgerpanels weerspiegelen maximaal de diversiteit van de bevolking, al vanaf 16 jaar. Iedereen krijgt evenveel kans om deel te nemen. Het gaat om een gestratificeerde steekproef met respect voor geslacht, leeftijd, woonplaats en sociaaleconomische variabelen.

De permanente burgerdialoog van de Duitstalige gemeenschap staat burgers toe a) nieuwe onderwerpen op de agenda te zetten, b) nieuwe oplossingen te bedenken, en c) te monitoren hoe hun aanbevelingen politiek worden opgevolgd. Parlement en regering moeten reageren op het advies van de burgers en een eventuele afwijzing schriftelijk motiveren.

Een dergelijk model zou de federale staat, de gewesten en de gemeenschappen bijzonder kunnen helpen om langetermijnoplossingen te bedenken die vaak electoraal lastig te verkopen zijn.

De Senaat moet de plek worden waar verkozen politici uit de diverse parlementen en gelote burgers uit het hele land met elkaar in dialoog treden. Een structureel verankerde plek voor dialoog is zo belangrijk. De andere parlementen (gemeenschap en gewest) verankeren eveneens burgerinspraak in hun werking voor vraagstukken die tot hun specifieke bevoegdheden behoren.

Waar is deze aanbeveling goed voor? Meer dan twintig jaar onderzoek naar deliberatieve democratie toont aan dat burgerpanels zorgen voor rationele besluitvorming, maatschappelijk draagvlak, innovatieve oplossingen, vertrouwen tussen burger en politiek én gelukkige burgers. Terwijl het electorale stelsel zeer vaak voor boosheid en frustratie aan de kant van de kiezer zorgt en verlamming aan de kant van de bestuurder, slaagt deliberatieve democratie er dikwijls in een nieuwe, positieve dynamiek tot stand te brengen met besluiten die veel verder gaan dan wat partijpolitiek haalbaar was.

Organiseer elk jaar een Klimaatdag

Belast de statistische autoriteiten van het land, samen met de Klimaatraad, met het opstellen van een jaarlijks, onafhankelijk klimaatrapport aan de hand van een kernset van relevante indicatoren. De jaarlijkse Klimaatdag vindt plaats in elk van de bevoegde parlementen en dient als basis voor een rijk, maatschappelijk debat over onze inspanningen en vorderingen.

De jaarlijkse Klimaatdag biedt twee grote voordelen: elk jaar nemen we als land de stand van zaken op en zien we hoe ver we staan met het realiseren van onze doestellingen. Door het openbare karakter zorgt dit jaarlijks voor een democratische dynamiek. Als onze langetermijndoelstellingen zijn zoals de eindbestemming op een gps, dan is de Klimaatdag het moment waarop we kijken hoever we staan, hoever we nog moeten en welke de volgende stappen zijn.

De Klimaatdag kan tevens het moment worden waarop de resultaten van citizen science worden gepresenteerd.

Investeer in citizen science

Laat de Klimaatraad burgers betrekken bij het mede-onderzoeken van hun leefomgeving in samenwerkingsverbanden met wetenschappelijke onderzoekscentra en eventueel ook de overheid en een burgerorganisatie .

Het project Curieuzeneuzen[1] zorgde in Vlaanderen voor citizen science op een ongeziene schaal. Zo’n twintigduizend burgers hingen eenvoudige meetapparatuur aan hun gevel om de luchtvervuiling in hun straat over een langere periode te registreren. Door het samenwerken tussen Ringland, de Universiteit Antwerpen en de Vlaamse Milieumaatschappij ontstond een rijke dataset die geen van de spelers alleen had kunnen vergaren. Door de betrokkenheid van De Standaard kregen de lancering en het eindrapport zeer ruime media-aandacht. Een groter maatschappelijk bewustzijn omtrent een onzichtbaar aspect van de milieuvervuiling was het resultaat.

Citizen science is goed voor citizens en goed voor science. Het onderzoek krijgt er datasets bij waarvan niemand voorheen kon dromen. Bij de bevolking groeit de bewustwording over de leefomgeving. In België is klimaatopwarming voor vele burgers vaak nog relatief onzichtbaar. Zo ook de biodiversiteitscrisis, die minstens even ernstig en dringend is als de klimaatcrisis en er nauw mee samenhangt. Het is lastig strijden tegen een onzichtbare vijand of aangenaam terrasjesweer. De wetenschappelijke consensus mag dan al hoog zijn, zonder maatschappelijke consensus is er geen draagvlak voor lastige politieke besluiten—zeker zolang onduidelijk blijft hoe de kosten en baten worden verdeeld.

Verbreed maatregelenbeleid tot meer transversale uitbouw van co-productieve draagvlakken en gefaseerd transitiebeleid

Een rationeel klimaatbeleid is in tijd en ruimte gefaseerd met duidelijke tussendoelstellingen. Middenveld en bevolking kunnen worden gemobiliseerd voor duidelijke en gerichte maatschappelijke streefdoelen. Daartoe kunnen samenwerkingsverbanden worden opgezet, per gemeente, per provincie, per gewest, federaal of per thematische sector. In dergelijke publieke-private samenwerking werken overheden, publieke en private sector en civiele maatschappij samen om bepaalde maatschappelijke doelstellingen te verwezenlijken. Dergelijke draagvlakken zijn niet alleen efficiënt, ze zijn ook leerrijk en dragen bij tot het verhogen van het algemeen maatschappelijk bewustzijn en verantwoordelijkheid. Ze kunnen worden toegespitst op bepaalde gerichte acties zoals modal shift, voedselplan, isolatiecampagne, energieshift, enz. en ook telkens gepaard gaan met fiscale of andere materiële stimuli. Op deze wijze worden de door de overheid ingevoerde maatregelen niet alleen beslissingen, maar maken ze deel uit van een transparante en coproductieve uitvoering op de aangepaste schalen. Op die manier wordt ieders verantwoordelijkheid en deelname aangesproken.


[1] https://curieuzeneuzen.be